Een echte havo-leerling bestaat niet

image

Limburgse kinderen met een havo-vwo-advies die naar het vwo gingen, scoorden na drie jaar gemiddeld 10 procent hoger op een IQ-test dan kinderen die met dat advies naar de havo gingen. Ook lazen de vwo’ers beter, en hadden ze meer vertrouwen in het halen van hun diploma dan de havisten die bij aanvang hetzelfde niveau leken te hebben. Opmerkelijk. Het is de uitkomst van een onderzoek van Roxanne Korthals die erop promoveerde bij de Universiteit Maastricht.

Korthals’ conclusie is hoopgevend (voor kinderen – niet voor minister Bussemaker die kan vrezen dat nóg meer mensen ‘hogerop’ gaan), maar eigenlijk helemaal niet zo verwonderlijk. Een oude onderwijswet zegt dat hoge verwachtingen leiden tot hoge uitkomsten. Mensen gaan ‘staan’ naar de waardeoordelen die over hen worden uitgesproken. Als je tegen een kind zegt: ‘Jij kunt best vwo, geloof mij!, dan voelt dat kind zich gesterkt en bloeit het op het vwo. Zeg je ‘Ga maar naar de havo, of het vmbo, dat is prettiger voor jou, dan hoef je niet zo op je teentjes te lopen’, dan komt ook die voorspelling uit. Het kind denkt dat het daar thuishoort en dat het beter is geen andere ambities te koesteren.

Niemand kan ook vaststellen of een kind, een student, of een volwassene, op de ‘juiste’ plaats zit. Die plaats bestaat niet. Of het moet de plaats zijn waarvan je zelf droomt, of dat in de banketbakkerij, op het podium of in de ruimte is. Het is niet aan een leerkracht om een leerling zijn plek te wijzen.

Aleid Truijens schreef vorig weekend weer een aardige onderwijscolumn in de Volkskrant over verschillen in schoolniveaus, leerlingen en het eeuwig terugkerende idee van de middenschool. Of een leerling op het ‘juiste’ niveau zit, kunnen we, volgens Truijens, niet vaststellen. Toch denken veel docenten dat vaak wel. Regelmatig hoor je op een vwo-rapportvergadering dat Pietje “een echte havo-leerling is”.

De verschillen zijn klein

De verschillen tussen het vmbo en havo/vwo zijn groot. Werp maar eens een blik op het laatste eindexamen economie vmbo-tl en vergelijk dat met het eindexamen havo of vwo.

De verschillen tussen havo en vwo zijn echter een stuk kleiner. Toch belanden leerlingen al op relatief jonge leeftijd in één van deze twee ‘bakken’. Truijens zegt hierover in haar column: “Op twaalfjarige leeftijd wordt het pleit beslecht: je gaat naar het beroepsonderwijs, of je bereidt je voor op het hoger onderwijs. Overspringen van het ene naar de andere staart is in theorie mogelijk, maar in de praktijk moeilijk.”

We kunnen best stellen dat een gemiddelde vwo-leerling een hoger niveau (inzicht, toepassen van kennis, analytisch vermogen) aankan dan een gemiddelde havo-leerling. Maar dat gemiddelde zegt niets over de enorme individuele verschillen (overigens is het gemiddelde sowieso een gevaarlijke maatstaf). Op de havo zitten leerlingen die het vwo-eindexamen eenvoudig zouden kunnen maken en op het vwo zitten leerlingen die met moeite (of: niet) mee kunnen komen in de les. Er is geen absoluut verschil tussen een havo- en een vwo-leerling. Het is een glijdende schaal. Een glijdende schaal bovendien van pubers die allemaal behoefte hebben aan afwisselende lessen die aansluiten bij hun belevingswereld en de actualiteit.

De docent moet kunnen inspelen op verschillen

De enorme niveauverschillen in (en tussen) klassen zijn een grote uitdaging voor elke docent. Individueel onderwijs op maat is onmogelijk in een klas met 30 leerlingen maar er kan zeker wel gedifferentieerd worden. Bij een havo-klas die meer aankan dan normaal (of dan bijvoorbeeld de eindtermen voorschrijven) mag de lat best eens wat hoger worden gelegd. Opgaven op ‘vwo-niveau’ bijvoorbeeld. Hoge verwachtingen leiden immers tot hoge uitkomsten. Hetzelfde geldt natuurlijk voor het vwo. Een lesmethode moet een docent deze mogelijkheid en vrijheid geven.

Wat betekent dit voor Cumulus?

Er is maar één Cumulus economie, voor havo en vwo. Wat betekent dit praktisch? Alle lessen en samenvattingen van de lessen zijn geschikt voor zowel havo als vwo. Per onderwerp is duidelijk aangegeven welke lessen uitsluitend voor vwo zijn (omdat de eindtermen in de syllabus dit aangeven). Meestal is dit een extra les, ter verdieping van het onderwerp. Bijvoorbeeld bij het onderwerp Pensioenen waar de vwo-leerlingen in 2017 ook moeten kunnen rekenen met contante waarde en dus in meer detail kunnen kijken naar het effect van de lage rekenrente op de huidige waarde van de toekomstige verplichtingen van pensioenfondsen. Soms is een groter aantal lessen uitsluitend voor het vwo, bijvoorbeeld bij het thema Marktvormen (denk bijvoorbeeld aan havo: eerstegraads vergelijkingen, vwo: tweedegraads).

Opgaven, toetsen en schoolexamens zijn apart beschikbaar op havo- en vwo-niveau. De docent maakt een keuze afhankelijk van het niveau en leerjaar (in 4 vwo kan bijvoorbeeld prima op havo-eindexamen niveau worden geoefend).

Actuele aanvullingen zijn identiek voor havo en vwo. Waar nodig, wordt de docent gewaarschuwd voor complexere aanvullingen die – normaal gesproken – minder geschikt zijn voor de havo.

Tot slot worden voor elke les in Cumulus tips & trucs gegeven (een mooi element waar docenten hun kennis en ervaring kunnen delen door feedback te sturen aan de Cumulus redactie) en worden relevante begrippen aan elke les gekoppeld. De begrippen en de tips & trucs zijn geschikt voor zowel havo als vwo.

Cumulus wijkt bewust af van de scheiding tussen havo en vwo bij bestaande lesmethodes. We geven de docent hiermee de mogelijkheid en vrijheid om in te spelen op verschillen in en tussen klassen. Bovendien worden (havo-)leerlingen geprikkeld om verder te kijken dan hun eigen curriculum.

Zoals altijd waarderen we reacties op het blog!

In een volgende blogpost zullen we ingaan op ons privacybeleid.

Share