De docent centraal: een reactie op het OESO rapport

image

Leraar is meest bepalende factor

“Om geweldig onderwijs te geven – onderwijs dat uitdaagt en voorbereidt op de toekomst – is het nodig ict in te zetten op een manier die past bij de school en bij de leraar. Een goede leraar is cruciaal voor goed onderwijs. Leerlingen hebben enthousiaste en vaardige leraren nodig om tot betere schoolprestaties te komen. De leraar is de meest bepalende factor in de schoolprestaties van de leerling, niet de computer.”

Nee, nee, dit is geen wervende tekst van Cumulus! Het is een quote van Toine Maes, de algemeen directeur van Kennisnet. Hij reageert op het recent verschenen rapport van de OESO: Students, Computers and Learning (september 2015).

Deze week verscheen het 200 pagina’s tellende rapport van de OESO over onderwijs en ICT. Ronkende krantenkoppen verschenen en werden gretig overgenomen op sociale media:

  • ‘Scholieren presteren niet beter met computer’ (Volkskrant)
  • Slechtere onderwijsresultaten door verkeerd gebruik computers (Trouw)
  • ICT op school zorgt niet voor opvallende verbetering (Trouw)

Edublogger Wilfred Rubens – die onlangs schreef over Cumulus – maakte er een mooi overzicht van.

Wie het rapport echter probeert te lezen (het is vrij droog), zal concluderen (zoals zo vaak met onderwijskundig onderzoek) dat de krantenkoppen weinig tot niets met de inhoud van het onderzoek te maken hebben. Over het gebruik van digitale middelen in de les (door de docent) gaat het onderzoek helemaal niet. Wat wordt gemeten (met behulp van gegevens uit het bekende / beruchte PISA onderzoek) is voornamelijk het verband tussen enerzijds schoolprestaties en anderzijds het gebruik van ICT in de school. Het gebruik van ICT wordt hierbij gedefinieerd als: “number of students per computer” en “how frequently students engage in a variety of activities such as browsing the Internet at school, using e-mail at school, chatting online at school,…”. Daarnaast wordt gekeken naar de vaardigheid om van een scherm te lezen en het gebruik van de rekenmachine en andere software bij wiskunde. Veel correlaties, weinig causaliteit (zoals Pedro de Bruyckere ook opmerkte op zijn blog).

Waar komen die krantenkoppen dan vandaan? Vooral uit het voorwoord van OESO-directeur Andreas Schleicher. Hij stelt: “The report leaves many questions unanswered.” Vervolgens maakt hij een paar belangrijke afsluitende opmerkingen (die verder niets met de onderzoeksresultaten te maken hebben): “Why should students be limited to a textbook that was printed two years ago, and maybe designed ten years ago, when they could have acces to the world’s best and most up-to-date textbook? Equally important, technology allows teachers and students to access specialised materials well beyond textbooks, in multiple formats, with little time and space constraints. Technology provides great platforms for collaboration in knowledge creation where teachers can share and enrich teaching materials. ….

Last but not least, it is vital that teachers become active agents for change, not just in implementing technological innovations, but in designing them too.”

We zouden het niet beter gezegd kunnen hebben.